Hof weerlegt beschuldigingen data-uitwisseling AIVD en NSA
Hof weerlegt beschuldigingen data-uitwisseling AIVD en NSA
Diverse organisaties zijn vragende partij voor het stopzetten van de data-uitwisseling tussen de AIVD en de MIVD enerzijds en buitenlandse inlichtingendiensten anderzijds. Volgens deze organisaties dient deze uitwisseling van data te worden verboden, maar daar is de rechtbank het niet mee eens.
"Deze organisaties kunnen dan wel eisen dat een dergelijke uitwisseling bij wet wordt verboden, maar er is geen enkele grond om aan te tonen dat de buitenlandse diensten handelen in strijd met de Nederlandse wetgeving", aldus het vonnis van de rechtbank.
Bezorgdheid om NSA en GCHQ
De eisende partijen in deze zaak stellen zelf een grote bezorgdheid te koesteren met betrekking tot in het bijzonder de inlichtingendiensten NSA en GCHQ.
De eisers zijn dan ook van mening dat sinds de onthulling die werd gedaan door Edward Snowden duidelijk is geworden dat deze diensten op grote schaal privégegevens met betrekking tot bijvoorbeeld de telecommunicatie verzamelen.
Deze data wordt niet alleen verzameld, maar ook opgeslagen en bovendien gaan ze vaak nog een stapje verder. Zo eisen deze organisaties van bedrijven als Google en Facebook dat ze gebruikersdata afstaan.
Omwille van het feit dat uiteraard ook Nederlanders gebruikmaken van de mogelijkheden die worden aangeboden door Facebook en Google spreekt het voor zich dat er automatisch ook gegevens van Nederlanders in handen komen van bijvoorbeeld de NSA en de GCHQ. Bovendien stellen de eisers ook nog eens dat buitenlandse inlichtingendiensten rechtstreeks gesprekken kunnen afluisteren tussen Nederlandse burgers.
Al deze verschillende zaken zouden in strijd zijn met de internationale verdragen vastgelegde grondrechten. Bovendien zou er ook een inbreuk worden gepleegd op de maatstaven die gelden voor de Nederlandse inlichtingendiensten en die zijn vastgelegd in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002.
Onvoldoende concrete bewijzen
De stellingen van de eisers worden niet bekrachtigd door het Gerechtshof Den Haag. Deze is namelijk van oordeel dat er niet voldoende concrete bewijzen zijn om aan te tonen dat de NSA en / of de Britse geheime dienst de Nederlandse grondrechten schendt. Het is bovendien ook niet aan de rechtbank om het tegendeel aan te tonen daar de bewijslast voor het staven van de beschuldigingen bij de groep eisers ligt.
In het uiteindelijke oordeel van de rechter stond te lezen dat de vaststelling van het op grote schaal onderscheppen van het telecommunicatieverkeer door buitenlandse inlichtingendiensten als de NSA niet rechtstreeks de conclusie van de eisers bewaarheid.
Ook de link met Nederland als één van de belangrijkste internetknooppunten ter wereld en de aanwezigheid van een groot datacenter van internetgigant Google zou onvoldoende zijn aangetoond. Toch was er één concreet voorbeeld waar de eisers hun zaak enigszins mee konden staven, namelijk de aanwezigheid van de satellietschotels in Burum.
Alles bij elkaar gezien is dit volgens de rechter geen voldoende fundament om de stelling van het ontplooien van activiteiten door buitenlandse inlichtingendiensten in Nederland te bekrachtigen.
Eisers erkennen ontbreken van kennis exacte werkwijze
Naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank lieten de eisers optekenen dat ze erkennen dat de precieze werkwijze van de buitenlandse inlichtingendiensten in Nederland niet bekend is. Dit zorgt er voor dat ze onvoldoende kunnen aantonen dat de uitwisseling van gegevens tussen Nederlandse en buitenlandse inlichtingendiensten wel degelijk in strijd is met het recht op de privacy uit het EVRM.
Uiteindelijk werd er door de rechter wel nog duidelijk gesteld dat het Nederlandse inlichtingendiensten niet zomaar vrij staat om de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten van 2002 te omzeilen.