Eerste Kamer keurt unaniem zwakke privacybescherming in Grondwet goed
De Eerste Kamer heeft op unaniem goedkeuring gegeven over de zwakke grondwettelijke bescherming van communicatie. Het briefgeheim mag dan wel worden uitgebreid naar alle vormen van communicatie, op hetzelfde ogenblik wordt het voor de overheid eenvoudiger gemaakt om het telecommunicatiegeheim te doorbreken.
Bovendien is het ook nog eens zo dat verkeersgegevens niet worden beschermd onder het nieuwe telecommunicatiegeheim. Eerder dit jaar, in april gaf de Tweede Kamer al haar goedkeuring over het wetsvoorstel. Toch betekent deze tweede goedkeuring nog niets. Voordat de wijziging in de Grondwet daadwerkelijk van kracht wordt zal deze na afloop van de verkiezingen nog eens door beide Kamers moeten worden goedgekeurd.
Aan de basis van de ingediende wetswijziging ligt het feit dat er op dit ogenblik in artikel 13 niet wordt gesproken over digitale communicatie zoals e-mails, chat of Skype. Echter is het in dit artikel dat de onschendbaarheid van een brief is vastgelegd. Volgens Minister Plasterk is het niet meer dan normaal dat briefgeheim op vandaag wordt uitgebreid naar alle geldende vormen van communicatie, dus ook elektronische.
Toestemming rechter niet langer noodzakelijk
Ondanks de strikte bepalingen die gelden voor het briefgeheim is het briefgeheim niet absoluut. Dit betekent dat het briefgeheim kan worden opgeheven op het ogenblik dat een rechter daar zijn of haar toestemming voor geeft. Dit kan onder meer het geval zijn bij het opsporen van misdrijven. Mocht de wijziging in de Grondwet daadwerkelijk worden doorgevoerd zal dit worden afgezwakt. Een toestemming van de rechter wordt dan in bepaalde situaties geen absolute noodzaak meer. Indien instanties zoals de AIVD zich beroepen op de nationale veiligheid mogen zij straks eenzijdig het brief- en telecommunicatiegeheim van personen opheffen.
‘Geen vereiste om telecommunicatiegeheim af te zwakken’
In het advies van de Raad van State wordt gesteld dat de uitbreiding van het briefgeheim naar alle vormen van communicatie een logische keuze is. Tegelijkertijd geeft de Raad van State echter aan dat er geen enkele noodzaak bestaat om het nieuwe telecommunicatiegeheim af te zwakken. De Raad is van mening dat er nergens in de toelichting van minister Plasterk staat te lezen dat de procedure die reeds sinds 1848 van kracht is ooit voor problemen heeft gezorgd.
Geen aanscherping door Tweede Kamer
Ondanks deze vaststelling werd het voorstel voor de hernieuwde wetgeving niet strikter gemaakt door de Tweede Kamer. Er waren wel enkele voorstellen voor een strengere formulering, maar deze wisten geen meerderheid achter zich te krijgen. Enkel de partijen SP, PvdD, Denk en FvD steunden het amendement van de SP waarin stond dat de rechter wel altijd toestemming moest geven vooraleer het briefgeheim kon worden opgeheven.
Veel kritiek op ‘zonder rechter’ bepaling
Niet alleen de Raad van State, maar ook de Autoriteit Persoonsgegevens heeft enorme kritiek geuit op het ‘zonder rechter’ principe. Daarnaast liet ook het Nederlandse Juristen Comité voor de Mensenrechten zich reeds bijzonder kritisch uit over de wetswijziging. Zij worden in hun bedenkingen bijgestaan door de Nederlandse Vereniging voor Rechtsspraak evenals Bits of Freedom en Privacy First. Zij zijn dan ook van mening dat het niet wenselijk is dat er in de toekomst geen uitspraak van een rechter meer nodig is om het briefgeheim met de voeten te treden. Bovendien is het begrip ‘nationale veiligheid’ een zeer vaag gegeven. In buurlanden België en Duitsland dient er in vergelijkbare situaties altijd een gerechtelijk bevel nodig voordat de onschendbaarheid kan worden opgeheven.